Tekst Mandy Pijl - Beeld: Typetank
Helemaal hulpeloos zijn brugklassers natuurlijk niet. Maar met een brein dat nog volop in ontwikkeling is, hebben pubers hun mentor hard nodig om een goede start op de middelbare te maken.
Tekst Mandy Pijl - Beeld: Typetank
Wie brugklassers wegwijs maakt, doet dat het beste stap voor stap. Dat zegt Hanneke Verbruggen, theoriedocent en professioneel organizer van het Pro College voor praktijkonderwijs in Boxmeer. Wie verwacht dat leerlingen vanzelf wel met het lesrooster kunnen omgaan, vraagt om problemen, om welke onderwijsvorm het ook gaat. “Kijk er samen naar”, zegt ze. “Wat staat er nou allemaal op en wat betekent dat? Welke materialen heb je voor welke les nodig?”
Wat zo vanzelfsprekend lijkt, is dat voor pubers vaak helemaal niet. “Op onze school hebben leerlingen twee kluisjes, één voor de theorievakken en één voor de praktijkvakken. Dat losse sleutels helemaal niet handig zijn en dat ze een sleutelhanger nodig hebben, moet ik ze echt uitleggen. En dat ze bij het inpakken eerst de boeken in hun tas moeten doen en pas daarna hun banaan en boterham - en niet andersom.”
Je wilt dat elke brugklasser zich fijn voelt. Daarom is een groepsvormend programma in de eerste periode van cruciaal belang. “Werk daarin preventief; maak actief een groep van een klas en leer leerlingen dat ook zij daarin een verantwoordelijkheid hebben”, zegt Sander van Veldhuizen, voormalig docent en trainer van onderwijsadviesbureau CPS. Leerlingen moeten begrijpen hoe belangrijk het is dat ze op elkaar letten en dat ze er met elkaar voor zorgen dat niemand zich alleen hoeft te voelen.
Volgens Van Veldhuizen zijn leerlingen erbij gebaat als mentoren en docenten hen niet als hulpeloos beschouwen. Maak brugklassers duidelijk dat de verantwoordelijkheid voor hun schoolwerk bij henzelf ligt. “Sommige docenten praten over leerlingen alsof die maar weinig kunnen. Ze vergoelijken het als een leerling een taak niet heeft gedaan, zoals het uploaden van een formulier in Magister. Maar als jij de ober speelt, help je helemaal niemand.” Leer het leerlingen zelf te doen en wees daar duidelijk over.
Dat brugklassers nog moeten leren hun schoolwerk te plannen, is helder. Doe dat vooral door ze een planning te laten maken met behulp van een papieren agenda, iets wat sommige mentoren, die vaak een digitale agenda gebruiken, volgens Van Veldhuizen zelf ook nog moeten leren. Veel scholen zijn volgens hem daarin geen al te best voorbeeld. “Ze communiceren via zoveel kanalen - mail, Teams en Magister - waardoor het voor leerlingen vaak erg onoverzichtelijk wordt. Maar echt, wil je dat leerlingen overzicht houden, geef ze een papieren agenda en leer ze daarmee werken.”
Ook vakdocenten moeten in die eerste periode voldoende aandacht schenken aan hoe leerlingen hun huiswerk noteren. “Veel docenten denken dat kinderen het wel weten”, zegt Annette van Oosten, conrector van de brugklas van het Stanislascollege in Delft. “En het klinkt ook heel logisch: de l is voor leeswerk, de m voor maakwerk. Maar die kinderen weten dat niet. Het paragraafteken kennen ze ook nog niet.” Sta met leerlingen lang genoeg stil bij hoe ze de verschillende taken opschrijven. “Het kan handig zijn om huiswerk daarom al aan het begin op te geven of ruim voor het einde van de les. Leerlingen moeten het nog leren noteren en dat kost tijd, ook doordat kinderen een stuk trager zijn gaan schrijven door het gebruik van laptops.”
Kluisjes zijn hartstikke handig, maar worden gemakkelijk een bodemloze prullenbak waar ook belangrijke dingen gemakkelijk zoekraken. Maak het opruimen van het kluisje zeker in de eerste periode een terugkerende activiteit tijdens het mentoruur. “Leerlingen zijn erg goed in het verzamelen van kleding en papieren, waaronder ook brieven die mee naar huis hadden gemoeten”, zegt Verbruggen. “Een puberbrein moet leren dat je zo’n kluisje regelmatig opruimt. Of dat het best fris is om gymkleren af en toe mee naar huis te nemen om die te wassen.”
Verwacht je dat ze hun kluisje netjes houden, geef daar dan instructie over. Vooral leerlingen die theoretisch minder sterk zijn, hebben echt wel hulp nodig om de boel overzichtelijk te houden. Verbruggen laat haar leerlingen behalve naamstickers ook dagstickers op de rug van hun boeken plakken. “Een fotorooster voor aan de binnenkant van hun kluisdeurtje, is ook een idee. Daarop staan dan bij de uren foto’s van de boeken die ze dan nodig hebben.” Op die manier zien ze in één oogopslag welke boeken ze die dag nodig hebben.
Hadden ouders op de basisschool vaak een intensief contact met de leerkracht, jij als docent hebt vooral contact met de leerling. Zorg ervoor dat dat ook voor ouders helder is. Van Oosten: “Natuurlijk is ouderbetrokkenheid belangrijk op de middelbare. Ouders zijn nodig voor een goede begeleiding thuis. Maar het is niet de bedoeling dat ze de verantwoordelijkheid bij kinderen wegnemen.” Veel scholen houden driehoekgesprekken tussen mentor, leerling en ouders. Die gesprekken zijn cruciaal. “Ze geven inzicht in wat een leerling nodig heeft en maakt dat je oog kunt hebben voor de thuissituatie. Je trekt samen op, maar maakt ouders ook duidelijk: er is een grens in wat ze voor hun kind doen.”
Docent Hanneke Verbruggen schreef Handig! Organizen, een werkboek voor leerlingen van het praktijkonderwijs. Het boek moet leerlingen helpen bij de overgang naar het voortgezet onderwijs. Mentoren kunnen het inzetten aan het begin van het nieuwe schooljaar.
Op het Stanislascollege van Annette van Oosten biedt men brugklassers in de eerste periode het programma ‘De zachte landing’ waarin extra aandacht is voor groepsvorming, plannen en leren leren. Leerlingen krijgen voor bijna elk vak een oefentoets om bekend te raken met de manier van toetsen. Cijfers tellen in die periode niet of nauwelijks mee.
Volg het gratis AOb-wetenschapscollege 'De leraar, zelfregulatie en het tienerbrein' door neuropsycholoog Jelle Jolles op woensdagavond 25 september Meld je aan