Alle

Aha-moment geeft leraar werkplezier

“Laten we zelf maar eens gaan vertellen hoe mooi ons werk is.” Leraren en ondersteuners sloegen aan op de Onderwijsblad-enquête Blij met mijn baan. De meer dan 1500 getuigenissen lezen als een onbetaalbare wervingscampagne voor werken met leerlingen en studenten. Meest genoemd? Het kwartje dat valt, de ogen die gaan stralen. 

Tekst Joëlle Poortvliet - Redactie Onderwijsblad - - Minder dan een minuut om te lezen

Tekst Joëlle Poortvliet, redactie Onderwijsblad | beeld Typetank

Dit schooljaar was het weer raak. Tweede Kamerverkiezingen, een lange formatieperiode, een nieuw kabinet. Zat aanleiding voor organisaties om te hameren op wat niet goed gaat in het onderwijs. Het zijn the usual suspects: het lerarentekort, de werkdruk, de lumpsum. En in april deed de inspectie weer een flinke duit in de zak met een alarmerend rapport over de onderwijskwaliteit.

Impact

Het is niet zo dat dit allemaal níet waar is. Sterker nog, vertelt Jan Verschuur: “Het niveau van schrijven en rekenen is schokkend. En de omgangsvormen soms ook.” Toch bekruipt deze mbo-docent - en velen met hem - regelmatig het gevoel dat de beeldvorming doorslaat. “Ik geloof in impact in je kleine, eigen wereld. Een positief voorbeeld zijn en een positieve uitstraling hebben. Je moet je onttrekken aan de malaise. Het is niet allemaal verloren.” 

De redactie van het Onderwijsblad stuurde bewust aan op positiviteit met de enquête ‘Blij met mijn baan’. Dertien vragen over trots, voldoening en aspecten van het werk die het voor onderwijspersoneel leuk maken. En de verwachte apotheose was daar. Meer dan 1500 personen (ongeveer 80 procent lesgevend en 20 procent ondersteunend) vulden de vragenlijst in en getuigden van hoe mooi werken in het onderwijs is. 

Opvallend vaak, bijna 900 keer, deden de invullers eerst ander werk. Zo ook de 46-jarige Verschuur. Hij was personeelsadviseur, watersportjournalist, fotograaf en had een eigen bedrijf in design en fotografie. Sinds zes jaar is hij docent en hij vindt 'geen beroep zo mooi als dit’.

Het is betekenisvol mensenwerk

Waarom? Verschuur zucht: “Phoe, dat is bijna een filosofische vraag.” In een van zijn geliefde gesprekjes buitenom de les zei een student onlangs: Volgens mij vind jij het gewoon heel mooi om mensen te helpen. Verschuur: “En misschien is dat ook wel de kern. Het is betekenisvol mensenwerk.” Of zoals Marieke Lodder vertelt - zij geeft Nederlands aan vso-school, cluster 4: “In het bedrijfsleven verdien je denk ik wel meer. Maar ben je dan voor iemand echt van waarde?”

Ook Suzanne de Zwaan, vijftien jaar werkzaam in het primair onderwijs - eerst als leerkracht en sinds twee jaar als adjunct-directeur - wil meer focus op wat waardevol is aan haar werk. Ze hoopt dat er zo weer meer vertrouwen komt in de sector. “Als het in de media weer eens gaat over lerarensalarissen, dat mensen dan niet denken: daar heb je die grijpgrage sector weer. Ze willen altijd meer, meer, meer. Maar dat het vaker wordt: leraren en ondersteuners zijn dat geld dubbel en dwars waard. Want onderwijs vormt de basis van de maatschappij.”  

Leukste wezens

Jonge kinderen zijn volgens De Zwaan de leukste wezens die er bestaan: “Ze zijn zo eerlijk en oprecht en hebben nog zoveel fantasie. En daar mag je elke dag mee werken. Met de 25 kostbaarste bezitten van ouders.” Verschuur, die met jongvolwassenen werkt, heeft juist meer affiniteit met die levensfase. “Als ze bij mij in de klas komen, zitten ze op een kantelpunt, van scholier naar werkzaam mens. Daar gaan de gesprekken ook vaak over: over motivatie, werk in het leven steken. Je bent zelf een wandelend, pratend voorbeeld van hoe dat volwassen leven eruit kan zien.”

Verschuur is dan ook trots op ‘de langdurige invloed die je soms kunt hebben’. Massaal klommen respondenten met hem in de pen om te omschrijven waar ze trots op zijn. Zo ook Peter Kroes. Al meer dan meer dan twintig jaar docent Engels in het voortgezet onderwijs. Hij is trots op zijn ‘succesvolle literatuuronderwijs in vwo-6, waarin alle drie de domeinen van Gert Biesta (hoogleraar en pedagoog, red.) samenkomen.’

Dat iemand het plezier van literatuur lezen ontdekt, kun je niet vangen in cijfers

Kroes: “Dit schooljaar miste ik de kerstborrel, omdat ik uitgebreid met een leerling sprak over post-apocalyptische kunst in Japan. Fantastisch. Die jongen ging helemaal open. Het boek dat hij las voor zijn Engels-lijst deed echt een appèl op hem. Dat iemand het plezier van literatuur lezen ontdekt, kun je niet vangen in cijfers.”

Net als de andere geïnterviewden zit Kroes, die ook lerarenopleider is, in zijn maag met het gigantische tekort aan collega’s. Een belangrijke motivatie voor veel respondenten om de vragenlijst in te vullen. Vso-collega Lodder zegt: “Het is écht een mooi beroep. Als mensen het niet meer willen uitoefenen, zakken we helemaal naar beneden.” Adjunct-directeur De Zwaan gaat daarom in Rotterdam middelbare scholen langs om scholieren warm te maken voor het beroep leraar. 

Vo-docent Kroes: “Ik dacht dit jaar: ben ik eigenlijk zelf actief aan het werven? Nee, want ik vind dat jonge mensen heel veel ruimte moeten krijgen voor het kiezen van hun eigen carrièrepad.” Maar intussen zeggen collega’s bij hem op school tegen hun leerlingen: ‘Joh, jij moet echt de bèta-kant op.’ Of: ‘Je moet net als ik biologie gaan studeren.’ Kroes: ‘Zij winnen het van mij, van het docentschap. Dat idee krijgt nu vat op me. Laatst kreeg ik contact met een oud-leerling die nu bijles geeft, dan ga ik helemaal in de overdrive om haar te enthousiasmeren voor het beroep leraar.”

Sterrenstatus

Wat opvalt in de antwoorden is de voldoening die onderwijspersoneel haalt uit contact met oud-leerlingen en -studenten. Alleen al de feedback dat ze het fijn hebben gehad op school, is een opsteker. Wie langdurig en dichtbij zijn pupillen woont, ervaart soms een sterrenstatus. De Zwaan: “Kinderen kijken naar je op. Drie jaar later roepen ze nog steeds: Juf, ik zit nu in de eerste! Ze willen waar zij trots op zijn met jou blijven delen. Dat is zo mooi.”  

Wellicht meer dan voorheen, duikt men in een pedagogisch gat, schreef het Onderwijsblad al eerder dit voorjaar. Ook ervaren vo-docent Kroes ziet ‘socialisatie’ steeds meer als zijn opdracht, terwijl hij eerder in zijn carrière meer met kwalificatie en subjectificatie bezig was. Kroes: “Veel leerlingen missen een stukje ontwikkeling richting volwassen worden. Binnen hun comfort zone zijn ze heel leuk en gaat het allemaal goed. Maar ga je daarbuiten, dan zegt een leerling bijvoorbeeld: Nu moet ik m’n time-out kaart trekken. Ik zou het die kinderen gunnen om iets verder te komen. Dat ze leren: de wereld is spannend, maar ik kan het wel.” 

Kwartje 

Waar vrijwel alle leraren en ondersteuners op aan gaan is wanneer het spreekwoordelijke kwartje valt. Wanneer het lampje gaat branden, de ogen groot worden, of zoals vso-docent Lodder zegt: wanneer ‘kennisoverdracht werkt’. Zelf was zij eind jaren tachtig geen makkelijke basisschoolleerling. “Ik wilde die ‘g’ helemaal niet op het bovenste lijntje schrijven. Ik kon het wel, maar had totaal de motivatie niet. Het werd niet gebracht op een manier die me boeide.” 

Ik ben nog steeds trots als een leerling zegt: Mevrouw, het was Chinees voor me, maar nu snap ik het eindelijk

Pas op de middelbare school kwam ze een docent tegen wiens inhoud wel bleef hangen. Lodder: “Bij geschiedenis, een vak dat ik niet per se interessant vond.” De docent in kwestie had veel kennis en bracht het met een bepaalde gedrevenheid, legt ze uit. “Hij kon het op zo’n mooie manier overbrengen, schudde het zo uit z’n mouw. Zo kan het dus ook, dacht ik.” 

Via een korte omweg werd Lodder aanvankelijk juf op de basisschool en werkt ze inmiddels al jaren als docent Nederlands in het voortgezet speciaal onderwijs. “Ik ben leraar geworden om kennis over te dragen op een manier die ik zelf lang heb gemist. Alles zodat zij het onthouden. Daarom sta ik vrolijk voor de klas, breng ik het enthousiast en haal ik hun belevingswereld erbij. En daarom ben ik ben nog steeds trots als een leerling zegt: Mevrouw, het was Chinees voor me, maar nu snap ik het eindelijk."